-
1 twinkle
n. glans, schittering--------v. schitteren, glanzentwinkle1[ twingkl] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 trilling♦voorbeelden:the twinkle of the stars • het schitteren/fonkelen van de sterrena mischievous twinkle • een guitige flikkering————————twinkle23 trillen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
2 a twinkle of delight in her eyes
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский